Het caravanavontuur van SMV ontkiemde in 1948. Met afnemend succes produceerde de Sörby Mekaniska Verkstad, waarvan het eerste naamsdeel verwijst naar een wijk in de Zweedse stad Örebro, bakkerijmachines. Op een avond in maart werkte directeur Helmer Berglund aan een tekening voor een mobiel huisje, geïnspireerd door Amerikaanse caravans, met als streven een zo gering mogelijke luchtweerstand. Het diende louter voor eigen gebruik, als antwoord op de wens van zijn vrouw een buitenverblijf te bezitten. Scepsis van de omgeving weerhield Berglund er niet van een prototype te bouwen, waarna spoedig nummer twee volgde, op verzoek van een vriend. Van lieverlee rolden er meer opdrachten binnen en na een jaar besloot de ondernemer zich geheel op zijn specialiteit te storten.
Kenmerkende elementen van de SMV-caravans vormden de kleine ruitjes en de mogelijkheid de keukenbodem te laten zakken, voor meer staruimte. Aanvankelijk hadden ze geen typeaanduiding, maar werden gewoon doorgenummerd. Voor modeljaar 1953 verbeterde men het model. Het kreeg bolle zijwanden van gespijkerde aluminium platen en de dimensies groeiden. Drie jaar nadien lanceerde SMV het model 6, met daarin wensen van klanten verwerkt, zoals grotere ruiten. De keuken verhuisde van de kop naar de zijkant en een heuse wasgelegenheid deed zijn intrede. In 1958 evolueerde de 6 tot 8, waarbij de beweegbare keukenvloer kwam te vervallen.
Voor de echte grote verkoopaantallen zorgde de SMV 10, die in 1960 debuteerde en ondanks de aanwezigheid van een petroleumkachel nog steeds een zeer lage massa kende. Hij bood duidelijk meer bewegingsvrijheid dan zijn voorgangers. Na verloop van tijd bood de fabriek dit type met een oplooprem en later zelfs een geheel elektrische vertragingsinstallatie aan; een unicum voor een Europese caravan. Ondertussen raakte de clientèle verwend en daarop speelde SMV in de loop van 1965 in met de comfortabeler en royalere 12. Anticiperend op het feit dat Zweden twee jaar later het verkeer van links- naar rechtsrijdend wilde transformeren was de deur alvast naar de ‘nieuwe stoepzijde’ verhuisd. Het model ruimde in 1969 het veld voor de 14, die een andere indeling bezat en in zijn meest luxe uitvoering (LSR) over centrale verwarming beschikte.
Door alle snufjes steeg het gewicht steeds met kleine stapjes, zo ook bij de nieuwe serie voor 1971, 24 geheten. Hij valt te herkennen aan grotere ruiten vóór en opzij. Het jaar erop verscheen een afgeleide met een meter langere opbouw, de 25, welke bleef voortbestaan toen SMV in 1973 de 24 door de 34LSR verving. Die stond op forsere wielen. Ondertussen waren de caravans hun laatste seizoen ingegaan voor wat betreft de toepassing van het klassieke cederhouten interieur, dat door de ambachtelijke verwerking hoge productiekosten met zich meebracht. Eikenfineer en vinyl namen, tot verdriet van de verstokte liefhebbers, de plaats hiervan in. Per 1976 schakelde de fabriek over op de typeaanduidingen 420 en 520, gerelateerd aan de lengtemaat van de opbouw. Een jaar later groeide het instapmodel uit tot de iets langere 440 en vanaf 1978 onderging elk chassis een galvanisatieproces.
De arbeidsintensieve productie bracht SMV in een steeds lastiger concurrentiepositie en dat deed de directie er in 1979 toe besluiten voor vlakke zijwanden van bobbeltjesplaat met rechthoekige ramen te kiezen; volgens velen een aantasting van het karakter. Als noviteiten voor 1980 onthulde de fabriek de 525 als opvolger van de 520, de compacte 380 en aan de andere kant van het spectrum juist de 590 Boggie, een tandemasser. Na korte tijd kreeg deze gigant een wereldprimeur in de hoedanigheid van een aluminium onderstel. De 525 verdween een jaar later alweer van het toneel, maar nu diende de 460 zich aan. Voor 1984 pakte SMV uit met de slechts kortstondig gemaakte, dubbelassige 550 GL, de ‘gewone’ 550 en de totaal afwijkende Trofe met een bijzonder hoekig uiterlijk, terwijl de 460 alweer de aftocht blies. De 380 en de Boggie stonden al even niet meer op het programma.
Binnen de zoektocht naar verbreding ontstond in 1985 de Campero, een camper op basis van de Ford Transit, maar die hielp niet voorkomen dat SMV aan de rand van de afgrond geraakte. Enkele werknemers wisten de fabriek op het nippertje voor een faillissement te behoeden en zetten het bedrijf voort onder leiding van Raimo Tunsved, die tot op heden de directie voert. De redding lag vooral in het toevoegen van enkele belangrijke disciplines: onderhoud, reparatie en restauratie van (oudere) SMV-caravans. Met het verstrijken van de jaren kwam de productie op een steeds lager pitje te staan en men schrapte gaandeweg een aantal typen: de Campero in 1987, de 440 in 1990, de Trofe in 1993 en de 550 in 1995. Wel verschenen in 1989 respectievelijk 2003 de 450 en 500 ten tonele, welke vandaag de dag op speciaal verzoek nog te leveren zijn, met mogelijkheden tot het verwerken van speciale klantwensen.
SMV experimenteerde enkele jaren geleden met de Journey, een gloednieuw model vol vooruitstrevende technieken, maar verder dan een schaalmodel schopte deze het nimmer. Een bijzonder project dat niet onvermeld mag blijven vormt de Bastuvagn oftewel een volledig operationele ‘saunacaravan’ uit 2003, waarvan slechts één exemplaar bestaat. Zo af en toe geeft de firma dus nog wel eens blijk van zijn eigenwijze karakter, maar de gloriejaren lijken voorbij.